De editie 2016 van de Egmond HM (Halve Marathon) maakte zijn reputatie helemaal waar, de zwaarste te zijn. Heen over het strand blies de zuidwester windkracht 6 vol in het gezicht. Hardlopen werd voor mij een zaak van überhaupt nog vooruit zien te komen. Als ik schuilde achter voorgangers, raakte ik snel verzeild in het mulle zand. Maar op het harde zand lopen, betekende alleen tegen de wind in boksen. Dat was de keuze.
In de Egmond HM op zoek naar ….
Dat was het motto van deze Egmondse Halve Marathon. Tja, wat zoek je op dat strand in die wind?
De uitdaging! Mijn krachten testen en eigenlijk ook gewoon genieten van de elementen. En dat deed ik met ruim 8.000 gelijkgestemden en aangemoedigd door een enthousiast en vrolijk publiek. Kortom, wat ik in de Egmond HM vond, was een feestje dat me nog wel even bijblijft!
‘Met La voix humaine schreef Jean Cocteau de ultieme afscheidsmonoloog.’ Zo introduceert Toneelgroep Amsterdam deze toneelmonoloog van Jean Cocteau uit 1928. Het is het laatste telefoongesprek dat een vrouw voert met haar geliefde die haar verlaten heeft voor een ander. We horen alleen wat zij zegt.
Niet alleen haar ex kan elk moment ophangen, ook een storing of een fout van een telefoniste bedreigen het telefoongesprek dat haar laatste lijntje is met de man die nog altijd haar grote liefde is.
Aanvankelijk doet ze alsof ze ondanks de scheiding haar leven gewoon voortzet, maar gaandeweg krijgt haar radeloosheid de overhand. Ze beseft dat heel haar leven om hem draaide. Met zijn vertrek is haar wereld volkomen leeg. De wanhoop en het verdriet overweldigen haar.
Wat zijn aandeel is, kun je alleen opmaken uit haar reacties. Soms lijkt ze hem rechtstreeks te antwoorden, maar het kan ook zijn dat zij negeert wat hij zegt, of dat zijn woorden niet tot haar doordringen. Wel is duidelijk dat wat zij van hem wil horen, namelijk dat hij bij haar terugkomt, hij dat niet zegt. Maar zolang het gesprek duurt, heeft ze hoop en kan ze zich even wanen in de situatie alsof ze nog gewoon bij elkaar zijn. De angst voor het einde van het gesprek gaat echter steeds zwaarder wegen.
Halina Reijn speelt de monoloog in een regie van Ivo van Hove. Voor deze vertolking is ze terecht overladen met roem. Maar ook de enscenering van Jan Versweyveld versterkt de sfeer van eenzaamheid. Het publiek kijkt door een groot raam in een leeg appartement. Een beeld dat associaties oproept met schilderijen van Edward Hopper als het beroemde Nighthawks. Je ziet de vrouw alleen als ze zich voor het raam bevindt. Zolang dat dicht is, klinkt haar stem gedempt. Als ze het raam openschuift, hoor je ook het rumoer van de grote stad inclusief een gillende sirene. Een huiveringwekkende voorbode van het onvermijdelijke.
Bijna ideale omstandigheden waren het voor de Bruggenloop in Rotterdam, editie 2015, zondag 13 december, 15 kilometer inclusief zes bruggen. Bovenop de Van Brienenoordbrug stond een matig oostenwindje. Tijdens de laatste kilometers vielen er wat miezerdruppeltjes. ‘Together we beat the bridges’, de slogan van deze loop, was een feestje voor Marc, Mat, Pim, Frits en Karen!
Kijk en lees hier voor meer running met o.a. mijn eerste Bruggenloop in 2013!
Gefronste wenkbrauwen, rimpels in het voorhoofd, verbaasd kijkt Huygh Voskuyl over zijn schouder je indringend aan. Dit zelfportret uit ongeveer 1638 oogt als een selfie uit de Gouden Eeuw. Het is het beeldmerk van Hollandse Zelfportretten – Selfies uit de Gouden Eeuw. Een verrassende tentoonstelling die uitnodigt om ook in de spiegel te kijken en om selfies te maken. Te zien tot 4 januari 2016 in het Mauritshuis, Den Haag.
Conservator van het Mauritshuis, Ariane van Suchtelen, haast zich om te benadrukken dat de selfies uit de Gouden Eeuw wel iets anders zijn dan die van nu. Het schilderen van een zelfportret vergde immers veel meer vakmanschap en tijd dan het maken van een selfie met de smartphone. Maar de bedoeling van de makers is dezelfde: jezelf promoten! De selfie uit de zeventiende eeuw was vaak het visitekaartje van de schilder.
Selfies om jezelf te profileren
Nooit eerder was er een tentoonstelling over zelfportretten uit de zeventiende eeuw, terwijl die toch illustratief zijn voor de Hollandse schilderkunst. De opkomst van de selfie kwam voort uit de enorme vlucht die de schilderkunst hier nam. In de beginjaren van de Republiek gingen de kunstschilders voor de markt produceren. Elders in Europa waren het nog altijd alleen het handjevol rijke aristocraten die opdrachten verstrekten aan enkele kunstschilders. In Holland ging iedereen schilderijen kopen en velen, met meer of minder talent, voedden die markt met hun schilderkunst. Om je te onderscheiden, moest je jezelf profileren. Het zelfportret was daartoe een geëigend middel.
‘Vondst uit eigen collectie’
Of dat Huygh Pietersz Voskuyl (1591-665) destijds lukte met zijn zelfportret, weten we niet. Maar in ieder geval heeft zijn selfie zo’n 377 jaar later succes. Zijn zelfportret is het beeldmerk van de tentoonstelling. Van Suchtelen noemt het schilderij ‘een vondst uit eigen collectie’. Want wie had ooit van Voskuyl gehoord? Er zijn nauwelijks schilderijen van hem bekend en van zijn leven weten we ook nauwelijks meer dan dat hij in Amsterdam werd geboren en er stierf. Een fraai detail in het zelfportret maakt duidelijk dat Voskuyl in zijn tijd meetelde. Nadrukkelijk schilderde hij ook het familiewapen, een kruis met onderaan een driehoek, dat blijkbaar geborduurd was op de witte strik met kant die hij draagt. De Voskuyls waren een familie met traditie.
Nerfstructuur
Hij mag dan nu onbekend zijn, het zelfportret toont de bijzondere kwaliteit van Voskuyl . De spontane uitdrukking van zijn gezicht, omzoomd door halflange donkerbruine haren die onder een stoffen muts uit pieken, is even verrassend als natuurlijk. De achtergrond is heel opmerkelijk: een houten wand waarvan Voskuyl de nerfstructuur heel realsitisch weergaf. Zo’n houten achtergrond zie je bijna nooit op schilderijen uit de zeventiende eeuw.
Oog in oog met de schilder
Zelfportretten bekijken, is letterlijk oog in oog staan met de schilder. Dat gevoel van intimiteit versterkt de tentoonstelling door tegenover de zelfportretten spiegels te plaatsen waardoor je in spiegelbeeld jezelf met de kunstenaar ziet. Zo’n uniek moment wil je natuurlijk delen met al je vrienden en volgers op de social media. Een selfie is snel gemaakt, maar de spiegels zorgen er ook voor dat je je even bewust bent, hoe je er zelf uitziet. Wil ik net zo verbaasd kijken als Huygh?
Nu de locatie van Het straatje van Vermeer is gevonden, gaan er stemmen op om de titel van het schilderij te veranderen in ‘Gezicht op de Penspoort’. Zo heette de gevonden locatie, de Delftse Vlamingstraat nummers 40 en 42. Die nieuwe titel doet echter geen recht aan dit intieme schilderij. Daarom pleit ik ervoor dat ‘Het straatje’ gewoon Het straatje van Vermeer blijft!
Het Straatje van Vermeer moet de Delftse Vlamingstraat zijn waar nu de huizen 40 en 42 staan. Frans Grijzenhout, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, kwam tot deze conclusie op basis van de zogenoemde Legger van het diepen der wateren binnen de stad Delft uit 1667. In dit belastingregister staan de aanslagen voor het onderhoud van de kaden grachten. Hoeveel elk huishouden moest betalen, werd bepaald door de breedte van de gevel van het huis. Zoals altijd als het om belastingen gaat, werd er nauwkeurig gemeten. Als er een poort naast je huis stond, werd dat keurig genoteerd.
Vier keer twee poortjes
Grijzenhout ontdekte dat er maar vier locaties in Delft waren met twee poorten naast elkaar. Een daarvan leek te voldoen aan de situatie op het schilderij van Johannes Vermeer. En volgens de Legger heette de eigenaar van het rechterhuis (nu nummer 42): Ariaentgen Claes van der Minne. Dat was een jongere zus van de vader van de schilder, zijn tante dus. Ze had drie dochters. Na de dood van haar man verdiende ze haar brood met de verkoop van pens. Tot in de negentiende eeuw stond de steeg naast haar huis bekend als de Penspoort. In de negentiende eeuw verdween het huis van Ariaentgen. Het werd vervangen door het huidige pand dat ongeveer hetzelfde formaat heeft. In de Vlamingstraat woonde meer familie van de schilder. Ook zijn enige zus, Geertruy, woonde er met haar echtgenoot. Hun moeder trok bij haar in een jaar voor haar dood in 1670.
Het straatje van Vermeer is geen foto
Bij de speurtocht naar de exacte locatie van Het straatje is men ervan uitgegaan dat we naar de realiteit kijken. Alsof Het straatje een fotografische opname is. Waarschijnlijker is dat Vermeer de werkelijkheid ‘photoshopte’. Geraffineerd zette hij elke situatie naar zijn hand. Kijk eens goed naar Het straatje! Zou het huis van Ariaentgen al die eeuwen zijn blijven staan met een zijmuur die nauwelijks één steen dik is? En met luiken die als ze open zouden staan de doorgang door het poortje en door de voordeur onmogelijk maken? De vondst van het puzzelstukje Het straatje van Vermeer laat vooral zien dat Vermeer, zoals veel van zijn tijdgenoten, zich weliswaar baseerde op een bestaande situatie, maar vervolgens er eigen voorstelling van maakte.
Een idyllische woonplek
Bij hem zien we de Vlamingstraat, waar hij ongetwijfeld regelmatig kwam, als een idyllisch woonoord. Wie zou er niet in zo’n vreedzaam en schoon straatje willen wonen in zo’n imponerend huis! De werkelijkheid in deze straat zal minder prozaïsch zijn geweest. ‘Gezicht op de Penspoort’, de voorgesgtelde aanpassing van de titel van het schilderij doet daarom absoluut geen recht aan wat Vermeer verbeeldde. Hoewel het fantastisch is dat we nu weten welke plek hem inspireerde, Vermeer schilderde geen topografie, maar sfeer en gevoel. De titel Het straatje van Vermeer drukt dat veel beter uit. Die naam moet dus blijven.
Het straatje van Vermeer is te zien in het Rijksmuseum Amsterdam waar een tentoonstelling is over de ontdekking van de locatie tot 14 maart 2016.
Het MuCEM in Marseille, voluit ‘Musée des Civilisations de l’Europe et de la Méditerranée’, ofwel Museum van de Beschavingen van Europa en de Mediterranee, won dit jaar de Museumprijs van de Raad van Europa. Het MuCEM kreeg de prijs omdat het een permanente brug weet te slaan tussen Europa en de mediterrane culturen.
De prijs bevestigt de tweeledige claim van dit museum, geopend in 2013. Namelijk dat het de bezoeker uitdaagt te reflecteren op de verwevenheid van de oude culturen aan de Middellandse Zee, de bakermat van de Europese geschiedenis. En dat het MuCEM daarmee ook een bijdrage levert aan de toekomst van Europa. Door niet alleen exposities te houden, maar ook lezingen, debatten, concerten en films, fungeert het MuCEM volgens de jury als een hedendaags agora!
MuCEM: museum van de 21e eeuw
Die kwalificeert het MuCEM daarom ook als een museum van de 21e eeuw dat met deze innovatieve aanpak een groot publiek bereikt: in anderhalf jaar tijd zo’n vier miljoen bezoekers. Niettemin geniet het MuCEM in Nederland nauwelijks bekendheid. Bij de opening ging het in de Nederlandse media alleen over het spraakmakende uiterlijk van dit nieuwe museum, een creatie van architect Rudy Ricciotti (1952 Algerije). Dat het MuCEM veel meer wil zijn dan het zoveelste Europese museum gehuisvest in een opmerkelijke architectuur, werd nauwelijks opgemerkt. En dat het MuCEM de Museumprijs van de Raad van Europa won, bleef helemaal onvermeld. In een tijd dat een steeds grotere stroom migranten en vluchtelingen uit regio’s ten oosten en zuiden van de Middellandse Zee naar Europa trekken, lijkt het mij toch hoog tijd voor een bezoek aan het MuCEM.