Johannes Vermeer 385 jaar vandaag! Op 31 oktober 1632 werd de latere schilder Johannes Vermeer gedoopt in de Nieuwe Kerk in Delft. Vandaag dus precies 385 jaar geleden.
Joannis
Waarschijnlijk was hij al enkele dagen eerder geboren. Bij zijn doop kreeg hij de naam Joannis van zijn vader Reynier Janszoon (ongeveer 1591–1652) en moeder Digna Baltens (ongeveer 1595–1670). Zijn zus Gertruy was al twaalf jaar.
Niet Van der Meer, maar Vermeer
Joannis was een Latijnse variant van Jan, de naam van zijn opa. Later zou de schilder zijn naam als Johannes gaan schrijven. Opmerkelijk is dat hij nooit het in die tijd gebruikelijk Reynierszoon aan zijn naam toevoegt. Hij schrijft altijd Vermeer. Anderen noemen hem ook vaak ‘Van der Meer’. Zo schrijft een notaris in een officieel document ‘Johannes van der Meer, kunstschilder’. De schilder ondertekent ditzelfde document met ‘Johannes Vermeer’. In een later document heeft de notaris de spelling ‘Van der Meer’ doorgestreept en erboven geschreven ‘Vermeer’.
De kleine Joannis had nog niet de achternaam Vermeer. Zijn vader Reynier Janszoon gebruikte in die tijd de achternaam Vos. Achternamen lagen toen nog niet vast. De herberg van zijn ouders aan de Voldersgracht, heette De Vliegende Vos. Het is niet duidelijk of de herberg al zo heette toen Reynier Janszoon die kocht in 1631, of dat hij de naam bedacht.
De meiden van Vermeer achterna in Nederlands Dagblad van 24 februari 2017. Een hele pagina wijdt Gulliver, het boekenkatern van het ND, aan de pelgrimage van Marc Couwenbergh naar 21 vrouwen van Vermeer.
Laatste kans om Amor te zien! De tentoonstelling Vleiend penseel – Caesar van Everdingen (1616/1617-1678) in het Stedelijk Museum Alkmaar is nog te zien tot en met zondag 22 januari 2017.
Daar hangt ook een schilderij met de jonge liefdesgod Amor, ook wel Cupido genoemd. Dit altijd blote zoontje van Venus, figureert ook op schilderijen van Johannes Vermeer. De inspiratie ervoor zou Vermeer gehaald hebben uit dit schilderij van Van Everdingen. Wellicht heeft hij het schilderij zelfs in zijn bezit gehad, of was het eigendom van zijn schoonmoeder Maria Thins .
Bij Vermeer is Amor het meest prominent aanwezig op De staande virginaalspeelster. Op de muur achter haar hangt een groot schilderij van de jongen met zijn boog. In plaats van de glazen bol, houdt hier echter een speelkaart omhoog.
Perfectus amor non et nisis ad unum
Dit beeld lijkt daardoor meer op de prent in het in Antwerpen in 1608 gedrukte boek Amorum Emblemata van Otto van Veen. Daarop houdt Amor een houten bordje omhoog met het Romeinse cijfer I. De bijbehorende spreuk luidt: ‘Perfectus amor non et nisis ad unum’. Ofwel: Volmaakte liefde is er slechts voor één.
Eén of blanco
Maar het is merkwaardig dat op de speelkaart die Amor omhoog houdt bij Vermeer niet het cijfer 1 staat afgebeeld. Amor heeft een blanco kaart in zijn hand. Vergat Vermeer het cijfer? Of wilde hij er een heel andere betekenis aangeven? Namelijk dat de liefde een gok is, net zoals het kaartspel.
Amor keert steeds terug
Amor keert stelselmatig terug bij Vermeer. Ook op het schilderij van het Slapend meisje uit zijn beginjaren, circa 1657, zou het schilderij van Amor te zien zijn. En ook op dat van het Meisje gestoord bij het musiceren uit circa 1658-1661 figureert het in de achtergrond. Op beide schilderijen is het echter nu nauwelijks nog te ontwaren. Moderne technieken hebben aangetoond dat Vermeer het schilderij met Amor ook schilderde op de muur achter het Meisje dat leest bij het open raam uit circa 1657-1659. Hier besloot hij echter het over te schilderen ten gunste van een rustiger beeld met een lege muur.
Gefronste wenkbrauwen, rimpels in het voorhoofd, verbaasd kijkt Huygh Voskuyl over zijn schouder je indringend aan. Dit zelfportret uit ongeveer 1638 oogt als een selfie uit de Gouden Eeuw. Het is het beeldmerk van Hollandse Zelfportretten – Selfies uit de Gouden Eeuw. Een verrassende tentoonstelling die uitnodigt om ook in de spiegel te kijken en om selfies te maken. Te zien tot 4 januari 2016 in het Mauritshuis, Den Haag.
Conservator van het Mauritshuis, Ariane van Suchtelen, haast zich om te benadrukken dat de selfies uit de Gouden Eeuw wel iets anders zijn dan die van nu. Het schilderen van een zelfportret vergde immers veel meer vakmanschap en tijd dan het maken van een selfie met de smartphone. Maar de bedoeling van de makers is dezelfde: jezelf promoten! De selfie uit de zeventiende eeuw was vaak het visitekaartje van de schilder.
Selfies om jezelf te profileren
Nooit eerder was er een tentoonstelling over zelfportretten uit de zeventiende eeuw, terwijl die toch illustratief zijn voor de Hollandse schilderkunst. De opkomst van de selfie kwam voort uit de enorme vlucht die de schilderkunst hier nam. In de beginjaren van de Republiek gingen de kunstschilders voor de markt produceren. Elders in Europa waren het nog altijd alleen het handjevol rijke aristocraten die opdrachten verstrekten aan enkele kunstschilders. In Holland ging iedereen schilderijen kopen en velen, met meer of minder talent, voedden die markt met hun schilderkunst. Om je te onderscheiden, moest je jezelf profileren. Het zelfportret was daartoe een geëigend middel.
‘Vondst uit eigen collectie’
Of dat Huygh Pietersz Voskuyl (1591-665) destijds lukte met zijn zelfportret, weten we niet. Maar in ieder geval heeft zijn selfie zo’n 377 jaar later succes. Zijn zelfportret is het beeldmerk van de tentoonstelling. Van Suchtelen noemt het schilderij ‘een vondst uit eigen collectie’. Want wie had ooit van Voskuyl gehoord? Er zijn nauwelijks schilderijen van hem bekend en van zijn leven weten we ook nauwelijks meer dan dat hij in Amsterdam werd geboren en er stierf. Een fraai detail in het zelfportret maakt duidelijk dat Voskuyl in zijn tijd meetelde. Nadrukkelijk schilderde hij ook het familiewapen, een kruis met onderaan een driehoek, dat blijkbaar geborduurd was op de witte strik met kant die hij draagt. De Voskuyls waren een familie met traditie.
Nerfstructuur
Hij mag dan nu onbekend zijn, het zelfportret toont de bijzondere kwaliteit van Voskuyl . De spontane uitdrukking van zijn gezicht, omzoomd door halflange donkerbruine haren die onder een stoffen muts uit pieken, is even verrassend als natuurlijk. De achtergrond is heel opmerkelijk: een houten wand waarvan Voskuyl de nerfstructuur heel realsitisch weergaf. Zo’n houten achtergrond zie je bijna nooit op schilderijen uit de zeventiende eeuw.
Oog in oog met de schilder
Zelfportretten bekijken, is letterlijk oog in oog staan met de schilder. Dat gevoel van intimiteit versterkt de tentoonstelling door tegenover de zelfportretten spiegels te plaatsen waardoor je in spiegelbeeld jezelf met de kunstenaar ziet. Zo’n uniek moment wil je natuurlijk delen met al je vrienden en volgers op de social media. Een selfie is snel gemaakt, maar de spiegels zorgen er ook voor dat je je even bewust bent, hoe je er zelf uitziet. Wil ik net zo verbaasd kijken als Huygh?
Nu de locatie van Het straatje van Vermeer is gevonden, gaan er stemmen op om de titel van het schilderij te veranderen in ‘Gezicht op de Penspoort’. Zo heette de gevonden locatie, de Delftse Vlamingstraat nummers 40 en 42. Die nieuwe titel doet echter geen recht aan dit intieme schilderij. Daarom pleit ik ervoor dat ‘Het straatje’ gewoon Het straatje van Vermeer blijft!
Het Straatje van Vermeer moet de Delftse Vlamingstraat zijn waar nu de huizen 40 en 42 staan. Frans Grijzenhout, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, kwam tot deze conclusie op basis van de zogenoemde Legger van het diepen der wateren binnen de stad Delft uit 1667. In dit belastingregister staan de aanslagen voor het onderhoud van de kaden grachten. Hoeveel elk huishouden moest betalen, werd bepaald door de breedte van de gevel van het huis. Zoals altijd als het om belastingen gaat, werd er nauwkeurig gemeten. Als er een poort naast je huis stond, werd dat keurig genoteerd.
Vier keer twee poortjes
Grijzenhout ontdekte dat er maar vier locaties in Delft waren met twee poorten naast elkaar. Een daarvan leek te voldoen aan de situatie op het schilderij van Johannes Vermeer. En volgens de Legger heette de eigenaar van het rechterhuis (nu nummer 42): Ariaentgen Claes van der Minne. Dat was een jongere zus van de vader van de schilder, zijn tante dus. Ze had drie dochters. Na de dood van haar man verdiende ze haar brood met de verkoop van pens. Tot in de negentiende eeuw stond de steeg naast haar huis bekend als de Penspoort. In de negentiende eeuw verdween het huis van Ariaentgen. Het werd vervangen door het huidige pand dat ongeveer hetzelfde formaat heeft. In de Vlamingstraat woonde meer familie van de schilder. Ook zijn enige zus, Geertruy, woonde er met haar echtgenoot. Hun moeder trok bij haar in een jaar voor haar dood in 1670.
Het straatje van Vermeer is geen foto
Bij de speurtocht naar de exacte locatie van Het straatje is men ervan uitgegaan dat we naar de realiteit kijken. Alsof Het straatje een fotografische opname is. Waarschijnlijker is dat Vermeer de werkelijkheid ‘photoshopte’. Geraffineerd zette hij elke situatie naar zijn hand. Kijk eens goed naar Het straatje! Zou het huis van Ariaentgen al die eeuwen zijn blijven staan met een zijmuur die nauwelijks één steen dik is? En met luiken die als ze open zouden staan de doorgang door het poortje en door de voordeur onmogelijk maken? De vondst van het puzzelstukje Het straatje van Vermeer laat vooral zien dat Vermeer, zoals veel van zijn tijdgenoten, zich weliswaar baseerde op een bestaande situatie, maar vervolgens er eigen voorstelling van maakte.
Een idyllische woonplek
Bij hem zien we de Vlamingstraat, waar hij ongetwijfeld regelmatig kwam, als een idyllisch woonoord. Wie zou er niet in zo’n vreedzaam en schoon straatje willen wonen in zo’n imponerend huis! De werkelijkheid in deze straat zal minder prozaïsch zijn geweest. ‘Gezicht op de Penspoort’, de voorgesgtelde aanpassing van de titel van het schilderij doet daarom absoluut geen recht aan wat Vermeer verbeeldde. Hoewel het fantastisch is dat we nu weten welke plek hem inspireerde, Vermeer schilderde geen topografie, maar sfeer en gevoel. De titel Het straatje van Vermeer drukt dat veel beter uit. Die naam moet dus blijven.
Het straatje van Vermeer is te zien in het Rijksmuseum Amsterdam waar een tentoonstelling is over de ontdekking van de locatie tot 14 maart 2016.